1.1 Wat is diabetes mellitus?
Alle vormen van diabetes hebben met elkaar gemeen dat het glucosegehalte in het bloed regelmatig te hoog is en dat er onvoldoende glucose de lichaamscellen inkomt. Koolhydraten uit de voeding worden in het maag-darmkanaal gesplitst in glucose. Glucose is een van de belangrijkste energiebronnen voor het lichaam. Glucose kan in de lichaamscel direct worden gebruikt of in de vorm van glycogeen worden opgeslagen. Zodra het lichaam energie nodig heeft, wordt dit glycogeen weer tot glucose omgevormd. Een teveel aan glucose kan worden omgezet in vetten.
Glucose in de bloedbaan kan alleen met behulp van het hormoon insuline de lichaamscellen binnenkomen. Insuline wordt weleens voorgesteld als een sleutel, die de ‘celdeur’ opent voor glucose. Bij diabetes mellitus produceert de alvleesklier geen of te weinig insuline en/of is de insuline minder werkzaam. Het glucosegehalte van het bloed (de bloedsuikerspiegel) stijgt dan. Bij diabetes blijft glucose in de bloedbaan.
Bij diabetes mellitus blijft er een te hoge hoeveelheid glucose in de bloedbaan. Met een insulinepen kan een diabetespatiënt insuline injecteren. Wat is het effect hiervan op het glucosegehalte?