Hoofdstuk 3 | Ademhalingsstelsel

3.1 De inademing

In rust adem je bij elke inademing, ook wel inspiratie genoemd, ongeveer een halve liter lucht per minuut in. Bij een diepe inademing kan een volwassen persoon wel 4 liter lucht opnemen. Dit wordt het ademvolume genoemd. De ingeademde lucht bestaat voor 20% uit zuurstof en stroomt via je neus, of mond, de luchtpijp in. De lucht die ingeademd wordt door de neus wordt door de neusharen vrijgemaakt van stofdeeltjes, bacteriën, schimmelsporen of virussen. Deze blijven kleven in het slijm dat zich op de oppervlakte van de neusholte, luchtpijp en bronchiën bevindt. Daarnaast wordt door het slijmvlies de lucht vochtig gemaakt en verwarmd.

De luchtpijp is een buis waarin kraakbeenringen zitten die ervoor zorgen dat de luchtpijp open blijft en lucht in en uit kan stromen. De luchtpijp splitst zich in twee takken die bronchiën genoemd worden. Vanuit de bronchiën stroomt de lucht je longen in. De linkerlong bestaat uit twee longkwabben en de rechterlong uit drie. De linkerlong is kleiner omdat daar een uitsparing zit voor het hart. Deze weegt dan ook ongeveer 100 gram minder. De bronchiën vertakken zich in de longen steeds verder. Aan de uiteinden van de allerkleinste takjes zitten de longblaasjes, ook wel alveoli genoemd. Een gezonde volwassene heeft miljoenen (!) longblaasjes. Als je die allemaal naast elkaar zou uitspreiden dan kom je aan een totale oppervlakte van gemiddeld 85 vierkante meter.